WaterwegActueel
Editie Vlaardingen / Maassluis / Schiedam / Hoek van Holland

‘ZAAK PLEEGMEISJE VLAARDINGEN LEIDT TOT TOETSING 3.300 DOSSIERS’

VLAARDINGEN– De zaak van het zwaar mishandelde 10-jarige meisje in een Vlaardings pleeggezin is aanleiding voor een grootschalige interne controle bij de William Schrikker Stichting (WSS). Dat blijkt uit antwoorden van staatssecretaris Teun Struycken (NSC) op Kamervragen van Eline Bruyning (NSC).

In reactie op deze zaak voerde WSS een interne toetsing uit op 3.300 kinddossiers waarin kinderen onder toezicht waren geplaatst in pleeggezinnen of gezinshuizen. Het doel was om te onderzoeken of er in andere gevallen ook sprake was van structurele tekortkomingen. Op Kamervragen van Bruyning over de uitkomst van dit onderzoek antwoordt de staatssecretaris dat het niet bekend is hoeveel kinderen geen vaste jeugdbeschermer hadden. Hij verwijst naar de landelijke ‘monitor GI’s’ waarin algemene cijfers worden bijgehouden, maar die geen onderscheid maakt naar hulpvorm.

Tegelijk bevestigt de staatssecretaris dat op peildatum 1 oktober 2024 maar liefst 1.496 kinderen in Nederland wachtten op een vaste jeugdbeschermer. Dit terwijl de wet voorschrijft dat binnen 5 werkdagen na aanvang van een ondertoezichtstelling een vaste gezinsvoogdijwerker moet worden toegewezen. Bruyning stelt dat maatregelen zoals ondertoezichtstelling (OTS) inhoudsloos en doelloos zijn als er geen vaste medewerker is, een oordeel dat ook door verschillende kinderrechters wordt gedeeld.

De staatssecretaris geeft toe dat de situatie zorgelijk is en dat het beter moet, maar wijst erop dat inmiddels maatregelen zijn genomen om de werkdruk bij jeugdbeschermers te verlagen. Dankzij extra middelen en nieuwe afspraken met gemeenten is de gemiddelde caseload gedaald van 17,1 naar 12,6 kinderen per jeugdbeschermer. WSS en andere instellingen zouden daardoor meer ruimte krijgen om de wachtlijsten voor vaste begeleiders aan te pakken.

De Vlaardingse zaak kwam vorig jaar in het nieuws toen bleek dat het pleegmeisje maandenlang stelselmatig was mishandeld door haar pleegouders, terwijl ze onder toezicht stond van jeugdbeschermingsinstantie WSS. Het meisje liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder botbreuken en inwendige kneuzingen, en werd uiteindelijk met spoed uit huis geplaatst. De mishandelingen hadden lange tijd kunnen doorgaan ondanks bestaande signalen van huiselijk geweld. Uit media en rapportages bleek dat er sprake was van structureel falend toezicht. Het meisje zou geen vaste jeugdbeschermer hebben gehad en er zou gebrekkige opvolging zijn geweest van meldingen bij Veilig Thuis. De casus leidde tot grote maatschappelijke en politieke verontwaardiging, waarbij vragen zijn gesteld over de rol en het functioneren van gecertificeerde instellingen in de jeugdbescherming.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *