VLAARDINGEN– Staatssecretarissen Teun Struycken (NSC) en Vincent Karremans (VVD) hebben een persoonlijke ontmoeting gehad met het mishandelde 10-jarige pleegmeisje uit Vlaardingen en haar biologische moeder. De staatssecretarissen spreekt hierover openhartig tijdens het Kamerdebat over de pleegzorgzaak, waarin zij stilstaan bij de pijn, het verdriet en het gevoel van in de steek gelaten zijn. Staatssecretaris Struycken noemt de ontmoeting ‘emotievol’ en benadrukte het belang van luisteren en erkennen: ‘Dan zie je het belang om tegenover iemand te zitten, rust te creëren en de persoon het gevoel te geven dat die gehoord wordt. Daar schortte het namelijk aan. Het zijn heel vaak kwetsbare mensen. Het zijn mensen die niet gehoord zijn, die niet geloofd zijn. Dat is hier gruwelijk misgegaan.’ Ook een van de andere slachtoffers is door de bewindspersonen ontvangen. De staatssecretaris geeft aan dat deze directe gesprekken indruk maken. Hij wijst erop dat het gevoel van niet geloofd worden zwaarder weegt dan alleen het niet gehoord zijn.
In de ontmoeting met de moeder is volgens Struycken vooral ingezet op erkenning en herstel: ‘We hebben ons ervan vergewist dat de betrokken instellingen, de jeugdbeschermers en de jeugdzorginstelling, al het mogelijke doen om de steun te bieden die nodig is. Dat omvat mede het luisteren naar de moeder en haar geloven, anders dan voorheen.’
Sinds het incident krijgt het meisje begeleiding van Slachtofferhulp Nederland. De bewindspersonen spraken ook met haar begeleider, van wie zij de inzet prijzen. ‘Het is mooi dat we dat in Nederland zo hebben georganiseerd: Slachtofferhulp Nederland, en ook de familie als vertrouwenspersoon en als luisterend oor’, aldus Struycken. Slachtofferhulp blijft volgens hem betrokken bij het bepalen welke verdere ondersteuning nodig is. Het luisterende oor, dat in het verleden ontbrak, moet volgens Struycken nu voorop staan in de hulpverlening. ‘Gehoord en gezien worden is misschien wel de belangrijkste ontbrekende schakel in het systeem dat we nu kennen’, zei hij. ‘Dat is wat ons te doen staat.’