ROTTERDAM– GroenLinks Rotterdam heeft een initiatiefvoorstel ingediend met als doel het gemeentelijk beleid breder te laten kijken dan alleen economische groei. Het plan, getiteld Voorbij de Economische Groei – Brede Welvaart voor Rotterdam, legt de nadruk op een inclusieve benadering van welzijn, waarbij factoren zoals gezondheid, leefomgeving en sociale cohesie een grotere rol spelen in beleidsbeslissingen. De nadruk moet niet langer liggen op louter economische vooruitgang, maar op alles wat Rotterdammers als waardevol zouden beschouwen, volgens GroenLinks.
Allereerst moet, volgens GroenLinks, de gemeente periodiek de stand van zaken in kaart brengen aan de hand van bestaande gegevens van het CBS en de afdeling Onderzoek en Business Intelligence (OBI). Dit moet niet alleen betrekking hebben op de huidige situatie, maar ook op de verwachte ontwikkelingen op de lange termijn en de effecten buiten de gemeentegrenzen. Daarnaast wil GroenLinks een gezamenlijke langetermijnagenda opstellen voor de stad, waarin wordt vastgelegd waar Rotterdam in 2040 zou moeten staan. Deze agenda moet worden ontwikkeld in samenwerking met bewoners, wijkraden, ondernemers en andere belanghebbenden, zodat het beleid zou aansluiten bij de vermeende wensen en behoeften van de samenleving.
Uit de Regionale Monitor Brede Welvaart van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakt de partij op dat Rotterdam op veel gebieden slecht scoort, waaronder subjectief welzijn, materiële welvaart, arbeid en vrije tijd, wonen, milieu en veiligheid. GroenLinks stelt dat de huidige focus op economische groei tekortschiet en dat het beleid verbreed moet worden om structurele verbeteringen te realiseren. Om wat GroenLinks als ‘brede welvaart’ bestempelt daadwerkelijk het kompas van het gemeentelijk beleid te maken, stelt de fractie voor om een verplichte brede welvaartsparagraaf toe te voegen aan alle raadsvoorstellen. Hierin moet worden geanalyseerd wat de gevolgen van beleid zijn op de verschillende aspecten van brede welvaart. Dit zou vergelijkbaar moeten zijn met de manier waarop nu financiële consequenties worden toegelicht in beleidsstukken.
Verder bepleit het voorstel een actieve dialoog met de stad. Dit betekent het organiseren van laagdrempelige bijeenkomsten in bibliotheken, jongerencentra en wijkcentra om in gesprek te gaan met inwoners over wat brede welvaart voor hen betekent. Wijkraden krijgen hierin een belangrijke taak, omdat zij dicht bij de bewoners zouden staan en zouden weten wat er speelt in de verschillende wijken. Binnen het stadsbestuur zou de zogenaamde ‘brede welvaart’ een structurele plek moeten krijgen door een verantwoordelijke aan te stellen binnen het college van burgemeester en wethouders. Daarnaast wordt voorgesteld om een kennisteam op te richten binnen de ambtelijke organisatie, dat ambtenaren ondersteunt bij het verwerken van brede welvaart in beleidsstukken en besluitvorming.
GroenLinks laat daarnaast weten dat het plan geen vaststaand eindpunt kent, maar een proces is dat voortdurend geëvalueerd en bijgesteld moet worden. Daarom wordt voorgesteld om een periodieke herijking in te bouwen, waarbij wordt beoordeeld of het beleid nog steeds aansluit bij de langetermijnagenda en of er bijgestuurd moet worden. Dit zou bijvoorbeeld elke 2 jaar kunnen gebeuren in de aanloop naar een nieuwe bestuursperiode.
Een opmerkelijk punt is dat het voorstel nergens suggereert om inwoners daadwerkelijk zeggenschap te geven via referenda. In hoeverre participatie binnen dit plan daadwerkelijk invloed heeft is zeer de vraag. Blijft brede welvaart vooral een beleidsmatig dingetje waarin bewoners enkel kunnen meedenken, of is een directere democratische aanpak, zoals referenda, nodig zijn om hen echt bepalend te maken? Opmerkelijk dat daar in het hele voorstel nul aandacht voor is.