MAASSLUIS– De rechtbank Rotterdam heeft de 30-jarige Thaïsa A. uit Maassluis veroordeeld tot een geldboete van 500 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 maanden na een dodelijk verkeersongeluk op 12 februari 2024. Bij dit ongeluk kwam de Poolse voetganger R.A.O. om het leven na een aanrijding op een zebrapad in Maassluis.
Op 12 februari 2024 bestuurde A. een personenauto in Maassluis. Zij reed vanaf de Mesdaglaan de rotonde op, gelegen aan de Laan van 1940-1945, en vervolgde haar weg richting de P.C. Hooftlaan. Bij het verlaten van de rotonde zag zij voetganger O., over het hoofd die op dat moment het zebrapad overstak. A. verleende geen voorrang, zoals verplicht is en botste tegen O. Het slachtoffer viel door de aanrijding en overleed later aan de gevolgen van het ongeluk. Dit leidde tot diep en onherstelbaar verdriet bij de nabestaanden van O.
Uit het onderzoek blijkt dat A. op het moment van het ongeluk een handsfree telefoongesprek voerde, met haar telefoon in een houder. De rechtbank concludeert dat niet bewezen kan worden dat zij de telefoon in haar hand hield of handmatige handelingen verrichtte, zoals in de oorspronkelijke aanklacht is gesuggereerd. Wel staat vast dat zij de voetganger niet opmerkte en daardoor geen voorrang verleende, wat leidde tot het fatale ongeluk.
De zaak is behandeld tijdens de openbare zitting, onder voorzitterschap van mr. M.J.M. van Beckhoven, met mrs. J.C. Oord en G.P. van de Beek als rechters, en mr. E.S. Brouwer als griffier. De officier van justitie, mr. R.P.L. van Loon, eiste vrijspraak voor de zwaarste aanklacht (primair ten laste gelegde), namelijk dat A. roekeloos, zeer onvoorzichtig of onoplettend zou hebben gehandeld, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Voor de lichtere aanklacht (subsidiair ten laste gelegde) vorderde de officier een taakstraf van 40 uur en een rijontzegging van twee maanden.
De rechtbank oordeelt dat de zware aanklacht niet bewezen kan worden, omdat het enkele feit dat A. de voetganger niet zag en geen voorrang verleende, niet voldoende is om te spreken van ‘anmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig’ gedrag. Wel acht de rechtbank bewezen dat zij door haar handelen gevaar op de weg veroorzaakte, zoals beschreven in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit gevaar manifesteerde zich in het ongeluk, met de dood van O. als gevolg. De rechtbank verklaart daarom het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, namelijk dat A. als bestuurder van een auto op de openbare weg, de Laan van 1940-1945 en de P.C. Hooftlaan, zich zodanig gedroeg dat zij gevaar veroorzaakte en het verkeer hinderde. Dit gedrag bestond uit het niet voldoende controleren of er voetgangers op of nabij het zebrapad waren, het niet opmerken van O. en het niet verlenen van voorrang, wat leidde tot de fatale aanrijding.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met zowel de ernst van het feit als de persoonlijke omstandigheden van A. Het ongeluk veroorzaakte onherstelbaar leed bij de nabestaanden van het slachtoffer, en de rechtbank erkent dat geen enkele straf dit verdriet kan verzachten. Tegelijkertijd meent de rechtbank dat A. geen opzet had om het ongeluk te veroorzaken, laat staan met dodelijke afloop. Zij toont vanaf het eerste contact met de politie berouw en herhaalt dit tijdens de zitting. Het ongeluk heeft ook op haar een diepe indruk gemaakt, wat leidt tot traumaklachten waarvoor zij in behandeling is gegaan. Daarnaast verloor zij haar baan na het ongeluk, wat haar financiële en persoonlijke situatie verder bemoeilijkt. A. is moeder van twee jonge kinderen en zwanger van haar derde kind. Zij heeft inmiddels een nieuwe baan gevonden, waarvoor zij afhankelijk is van haar rijbewijs. Een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2025 toonde aan dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, wat in haar voordeel pleit.
De rechtbank besluit daarom een geldboete van 500 euro op te leggen, met de mogelijkheid om deze in termijnen te betalen: vier termijnen van 100 euro en één termijn van 50 euro, met een betalingstermijn van één maand tussen de termijnen. Bij niet-betaling wordt de boete vervangen door 10 dagen hechtenis, waarbij de tijd die zij mogelijk in verzekering heeft doorgebracht (in dit geval leidde dit tot een restantboete van 450 euro, subsidiair 9 dagen hechtenis).
Daarnaast legde de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van twee maanden, maar deze werd volledig voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Dit betekent dat de rijontzegging alleen wordt uitgevoerd als Thaïsa A. binnen deze proeftijd opnieuw een strafbaar feit pleegt. Deze voorwaardelijke straf dient ook als waarschuwing om toekomstige overtredingen te voorkomen, rekening houdend met haar werksituatie en gezinsverantwoordelijkheden.
Tja….feit is dagelijks zie ik tig keer per dag fietsers en automobilisten met hun foon niet smart doen en helaas komen ze er continu mee weg terwijl ze totaal niet opletten. 1000 euro boete ongeacht leeftijd lijkt me de enige remedie om deze plaag te stoppen.
Rijden met een telefoon in de knuist is poging tot doodslag. Iemand die dit doet is mentaal gezien niet in staat om een voertuig te besturen. Bovengenoemde straf is ronduit belachelijk. Een mensenleven is meer waard lijkt me.
Men kan tegenwoordig iemand beter doodrijden dan in elkaar slaan.
Goed punt. Als je van iemand af wil rij je hem gewoon dood op een zebrapad. En dan krijg je te horen dat je dat nooit meer mag doen, foei! Zaak gesloten.
Dus als ik het goed begrijp vind de rechter dat iemand doodrijden op een zebrapad niet voldoende is om te spreken van ‘aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig’ gedrag’.
Wat wordt dan wel gezien als ‘aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig’ gedrag’. Misschien nog drie keer achteruit steken om over die persoon heen te rijden? Of een hele schoolklas met 170km/u van een zebrapad maaien of zo?
Ja maar als dader nou Kees had geheten was t iets anders afgelopen…
@ Ton , of Jan met de korte achternaam ………………