VLAARDINGEN- De burgemeester van Vlaardingen mag een dwangsom van 10.000 euro invorderen die aan een inwoner was opgelegd wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald. Het hoger beroep van de betrokkene tegen eerdere uitspraken is ongegrond verklaard.
De inwoner kreeg op 8 september 2021 een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 2.87 van de APV Vlaardingen. Op basis van een politierapport stelde de burgemeester vast dat de inwoner op 7 oktober 2021 opnieuw dezelfde bepaling had overtreden door aanwezig te zijn op een parkeerterrein met het kennelijke doel om drugs te verhandelen. Hierdoor verbeurde hij een dwangsom van 10.000 euro
De rechtbank Rotterdam oordeelde in december 2022 dat de burgemeester terecht was overgegaan tot invordering. De rechtbank vond dat er voldoende bewijs was dat de dealer de openbare orde had verstoord en oordeelde dat de invordering niet onevenredig was.
In hoger beroep voerde de drugsdealer dezelfde argumenten aan als in eerdere procedures. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeert dat deze onvoldoende onderbouwd zijn en sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, waardoor de invordering van de dwangsom gehandhaafd blijft. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hiermee komt een einde aan de juridische strijd over deze kwestie.