SCHIEDAM- Vier mannen uit Schiedam, Vlaardingen en Rotterdam zijn door de rechtbank Rotterdam schuldig verklaard aan het handelen in harddrugs en deelname aan een criminele organisatie. Het gaat om Burak K. (26) uit Schiedam-Nieuwland, Cihan D. (32) uit Schiedam-West, Dogu T. (27) uit Rotterdam en Bilal B. (32) uit Vlaardingen. Alle vier zijn in Nederland geboren en hebben de Turkse nationaliteit.
De strafzaak gaat over activiteiten in de periode van 26 juli tot en met 5 november 2018. Volgens de rechtbank handelen de Turken in Schiedam en Vlaardingen, en mogelijk ook op andere plaatsen in Nederland, samen in cocaïne en heroïne.
Op 9 oktober 2018 vindt de politie in Vlaardingen bij de 26-jarige K. ongeveer 25,5 gram cocaïne en 5,1 gram heroïne. In totaal gaat het om zo’n 30,6 gram harddrugs die in gripzakjes klaarliggen voor verkoop. Uit het onderzoek blijkt dat de vier mannen drugs op bestelling leverden aan gebruikers. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de mannen gedurende een relatief korte periode deel uitmaakten van een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van misdrijven zoals bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet. Zij werkten opzettelijk mee aan de handel in harddrugs en leverden zo een bijdrage aan het in stand houden van de drugshandel. Harddrugs vormen volgens de rechtbank een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de handel gaat vaak samen met andere zware criminaliteit, waaronder geweld.
Het vonnis volgt na zogenoemde procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. In maart 2025 leggen beide partijen deze afspraken vast in een overeenkomst die door de verdachten, hun advocaten en de officier van justitie is ondertekend. De rechtbank zelf is geen partij bij het opstellen van deze afspraken, maar bespreekt tijdens de zitting wel of de verdachten vrijwillig en weloverwogen akkoord gaan. De rechters concluderen dat de verdachten volledig begrijpen wat de afspraken inhouden en welke gevolgen zij hebben: Officier van justitie mr. R.P.L. van Loon eist, in lijn met de afspraken, een schuldigverklaring zonder dat er een straf of maatregel volgt. De verdediging voert geen verweer tegen de eis. Uit uittreksels uit de justitiële documentatie blijkt dat de mannen eerder zijn veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank neemt ook kennis van het reclasseringsrapport uit november 2018.
Toch legt de rechtbank geen straf op. De belangrijkste reden is dat de rechtszaak veel te lang duurt. De verdachten hebben recht op berechting binnen een redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EU-Verdrag voor de Rechten van de Mens. In deze zaak is die termijn ruim overschreden. Bovendien doen de mannen afstand van alle in beslag genomen goederen en hebben zij al 75 dagen in voorlopige hechtenis gezeten.
De rechtbank vindt dat met deze omstandigheden alle belangen van strafvordering voldoende zijn gediend. Het bevel tot voorlopige hechtenis, dat eerder is geschorst, wordt opgeheven. Daarmee komt er, bijna 7 jaar na de politieactie in 2018, een einde aan deze strafzaak.