WaterwegActueel
Editie Vlaardingen / Maassluis / Schiedam / Hoek van Holland

8 JAAR CEL EN TBS WURGEN ECHTGENOTE TE ROTTERDAM-IJSSELMONDE

ROTTERDAM- Voor het wurgen van zijn echtgenote is de 37-jarige Selcuk A. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De opgelegde straf is aanzienlijk lager dan de eis van het Openbaar Ministerie, dat 15 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging had gevorderd voor de moord op de 28-jarige vrouw in hun flatwoning in de Dumasstraat te Rotterdam-Lombardijen. De rechtbank is tot een lagere gevangenisstraf gekomen dan door de officier van justitie werd gevorderd, omdat zij acht heeft geslagen op vergelijkbare zaken en meeweegt dat A. verminderd toerekeningsvatbaar is. Hoewel de ernst van het feit buiten kijf staat, is de straf volgens de rechtbank in evenwicht met de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van A.

Op 6 juli 2024 wurgde A. zijn vrouw in hun gezamenlijke woning. Uit het vonnis blijkt dat dit gebeurde tijdens een ruzie, waarbij A. haar langdurig bij de keel greep en de ademhaling afsloot. De vrouw, moeder van hun pasgeboren dochter, overleed ter plekke aan de gevolgen van de verwurging. Tijdens deze daad lag hun baby in de kamer ernaast te slapen. Na de dodelijke aanval verliet A. de woning in de Dumasstraat en liet het kind alleen achter. Uit het dossier blijkt dat A. vervolgens vanuit zijn auto telefonisch contact opnam met de vader en zus van het slachtoffer. Hij gaf hen een onjuiste locatie door om zijn werkelijke verblijfplaats te verhullen. De rechtbank acht het aannemelijk dat A. hiermee probeerde zijn verantwoordelijkheid te ontlopen en zich aan vervolging te onttrekken. De vader en zus troffen het slachtoffer levenloos aan in de woning — een confrontatie die diepe littekens achterliet.

De rechtbank spreekt A. vrij van moord wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs voor voorbedachten rade. De doodslag wordt wel bewezen geacht, omdat A. het feit heeft bekend. Verdere bewijsvoering is daarom achterwege gelaten.

De rechtbank vindt het bijzonder schrijnend dat het slachtoffer op haar eigen woonadres — juist de plek waar zij zich veilig moest kunnen voelen — door haar partner om het leven is gebracht. Het feit dat hij daarna geen verantwoordelijkheid heeft genomen, geen spijt heeft getoond en zelfs in zijn laatste woord de nabestaanden op verwijtende toon toespreekt, wordt hem door de rechtbank zwaar aangerekend.

A., houder van een Turks paspoort, verblijft momenteel in de penitentiaire inrichting in Krimpen aan den IJssel. Hij heeft een fors strafblad, maar is niet eerder veroordeeld voor een geweldsdelict als doodslag. Volgens deskundigen, die een Pro Justitia-rapport opstelden, kampt hij met meerdere ernstige psychische problemen: een antisociale persoonlijkheidsstoornis met paranoïde trekken, posttraumatische stressstoornis (PTSS) en langdurige verslavingsproblematiek aan cannabis en stimulerende middelen. Deze stoornissen waren ten tijde van het delict ook aanwezig en beïnvloedden volgens de rapporteurs zijn gedrag. Er is sprake van een gebrekkige impulscontrole, diepgeworteld wantrouwen en een instabiel zelfbeeld. Herbelevingen en prikkelbaarheid maken het voor hem moeilijk om adequaat met stress om te gaan. De deskundigen achten zijn keuzevrijheid beperkt en schatten de kans op herhaling van geweldsdelicten hoog in. De deskundigen komen tot de conclusie dat een voorwaardelijke tbs niet geschikt is, omdat A. weinig tot geen inzicht toont in zijn eigen problematiek en nauwelijks gemotiveerd is voor behandeling. Omdat A. bovendien stelt zich het delict niet goed te kunnen herinneren, is het voor behandelaren lastig om houvast te vinden voor therapie. Er zijn volgens het rapport geen beschermende factoren aanwezig, terwijl eerdere behandelingen geen effect hebben gehad.

De rechtbank neemt het advies van de deskundigen over: een langdurige klinische behandeling in een gesloten forensisch-psychiatrisch centrum is noodzakelijk om het risico op herhaling te beheersen. Tbs met dwangverpleging is daarom opgelegd. Hoewel de rechtbank tbs oplegt, vindt zij dat de ernst van het feit vraagt om een substantiële gevangenisstraf. Er is volgens de rechtbank sprake van een afschuwelijk en schokkend levensdelict dat diepe wonden heeft geslagen bij de nabestaanden, vooral gezien de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden. Toch acht de rechtbank de geëiste 15 jaar niet in verhouding met andere vergelijkbare zaken, waarin geen sprake was van langdurige controle of structureel huiselijk geweld. Gezien ook de psychische gesteldheid van A. en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, acht de rechtbank 8 jaar cel passend. De rechtbank adviseert om al tijdens de gevangenisstraf voorbereidingen te treffen om de tbs-maatregel zo snel mogelijk na afloop van de detentie in gang te zetten. Dit om te voorkomen dat A. na zijn celstraf onnodig lang moet wachten op plaatsing in een behandelkliniek.

De rechtbank kent aan meerdere nabestaanden schadevergoedingen toe. De dochter van het slachtoffer krijgt 20.000 euro aan affectieschade. De vader, moeder en zus van het slachtoffer krijgen ieder bedragen tussen de 17.500 en 18.000 euro aan affectie- en materiële schade. In totaal is aan schadevergoedingen ruim 58.000 euro toegekend. Voor het kind van het slachtoffer geldt dat dit bedrag op een geblokkeerde rekening met BEM-clausule wordt gestort, zodat het enkel met toestemming van de kantonrechter kan worden beheerd. Een aantal andere gevorderde schadeposten is afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard, onder meer wegens gebrek aan bewijs of omdat deze thuishoren bij de civiele rechter.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *